De polder moet op de schop vindt SER-voorzitter Kim Putters: ‘De plekken waar de traditionele macht wordt uitgeoefend zijn aan verandering toe’

Honderd dagen is Kim Putters voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER). Alles moet anders, is zijn opvatting: van de onderwerpen die de SER bespreekt tot de mensen die mogen meepraten. ‘Het maatschappelijke model dat zich richt op materiële groei loopt op zijn eind.’
Kim PuttersBeeld Jiri Büller
Vroeger, als er iets in Nederland moest worden geregeld, gingen de mensen die ertoe deden vergaderen tot ze een ons wogen. Samen besturen, namens arbeid en kapitaal, namens boeren, ondernemers, werkenden en andere belanghebbenden uit de polder, zoals ze dat al een eeuwigheid deden. Daar kwam dan iets uit, ze noemden het akkoord, proostten erop en zeiden: we kunnen door. (Al was dat soms schijn).

Tegenwoordig stapt men op de trekker om een weg te blokkeren als het beleid niet bevalt. Of richt iemand een eigen verbond op en stoomt met gestrekt been op naar Den Haag, als de oude instituten van weleer te conformistisch of te sloom zijn. Is de polder van de oude bestuurlijke netwerken en van ‘we komen er wel uit’ ondergelopen?

Als je deze vraag voorlegt aan Kim Putters, de man die volgens de top-200 van de macht van de Volkskrant de invloedrijkste is in dit netwerk van de ‘oude’ bestuurlijke elite (‘Twee keer achter elkaar’, vult hij droogjes aan), knikt hij: ‘De plekken waar de traditionele macht wordt uitgeoefend, het hele bestel zelfs, zijn aan verandering toe. We zitten aan het einde van een economisch en maatschappelijk model dat zich richt op materiële groei. Het zal duurzamer moeten. Gelijker. En we moeten heel anders naar organisaties en naar zeggenschap kijken. Als de politiek en instituties dat zelf niet doen, doen anderen het wel. Daar is iets bijgekomen: wanneer de politiek-bestuurlijke elite weigert aan te geven waar de samenleving heengaat, dan stappen burgers naar de rechter om een richting af te dwingen. Zeggen ze: u heeft verdragen getekend, beloften gedaan, maar u maakt het niet waar. Dan krijg de rechterlijke macht een positie in dat krachtenveld.’

En laat Kim Putters (Hardinxveld-Giessendam, 1973) nu net in die onderlopende polder zijn aangesteld als voorzitter van hét polderinstituut: de SER, de Sociaal-Economische Raad waarin vertegenwoordigers van gevestigde belangen lang onderhandelen over kwesties die de inrichting van de samenleving bepalen – soms heel lang, zo is er negen jaar gesproken over het pensioenstelsel. Het eindresultaat gaat als advies naar de regering.

Honderd dagen zit Putters er inmiddels. Met optimisme: ‘Omdat ik geloof dat we goed voorouderschap moeten tonen voor de volgende generatie. Er is in Nederland nog steeds een grote, wat stillere middengroep. In onderzoeken zie je vaak dat zo’n 25 procent heel erg vóór iets is, zo’n 25 procent heel erg tegen, en dat de rest zegt: een beetje schipperen is zo gek nog niet. Ik denk dat de polder bij uitstek het middel is om die groep een stem te geven. Zoeken vanuit verschillende belangen naar consensus is wezenlijk in onze democratie.’

Een van zijn missies is het vergroten van de representativiteit. ‘Wie vertegenwoordigen wij? Hoe kan de SER zijn legitimiteit behouden? Liggen alle belangen op tafel? Er moeten nieuwe groepen bij. De vraag of die per se een zetel bij ons in de raad moeten krijgen naast de sociale partners is wat mij betreft niet de belangrijkste. Dat is het sluitstuk. Ja, zelfstandigen zonder personeel krijgen binnenkort een formele plek in de raad, maar er zijn nog veel meer groepen wier stem onvoldoende wordt gehoord. Vrijwilligers. Ouderen, want het gaat continu over vergrijzing en pensioenen, maar wie vertegenwoordigt jou nog als je met pensioen bent? Ik wil de wereld van kunst, cultuur en design thinking betrekken bij de grote transities. We moeten, kortom, onze werkwijze veranderen. We werken aan een menukaart, met daarop verschillende vormen van betrokkenheid. Van interviews en consultaties tot het institutionaliseren van een bepaald belang, zoals we dat nu al doen met zzp’ers en met ons jongerenplatform. En ik denk over een burgerberaad dat sturend de SER en de politiek adviseert.’

Is dat nieuw? Uw verre voorganger Herman Wijffels wilde twintig jaar geleden al van de SER een netwerkorganisatie maken. De klimaattafels, waaraan heel veel partijen hebben meegepraat over een klimaatakkoord, zijn daar een uitvloeisel van.
‘Herman was zijn tijd vooruit. Er is in mijn ogen nu geen alternatief. Dit tijdsgewricht is wezenlijk anders. Ik ben sinds mijn aantreden met iedereen aan het praten, met ministers, met maatschappelijke organisaties, en ik zie overal de erkenning dat we met het huidige model, gericht op economische groei en op gevestigde belangen, de problemen niet gaan oplossen. Wat ik tegelijkertijd voel, is handelingsverlegenheid en onzekerheid: kúnnen wij het wel? De politiek is gefragmenteerd en gepolariseerd. Toch zullen we, gedwongen door klimaatverandering, gedwongen door sociale ongelijkheid, gedwongen door digitalisering, echt stappen moeten zetten. En dat moeten we soms met andere mensen doen.’

Meer en andere mensen aan tafel: waar moet dat toe leiden?
‘De polder is er niet alleen voor de belangen van mensen in het nu. Er zijn dringende dagelijkse vraagstukken, zoals loonvorming, arbeidsongeschiktheid, de vastlopende jeugdzorg. En er zijn grote bewegingen die ons economisch model veranderen: verduurzaming, digitalisering en vergrijzing. Dat zijn geen ‘crises’, dat zijn zekerheden. We moeten doordenken wat dit betekent voor volgende generaties. Wat is over tien jaar ‘goed werk’? Hoe moet een belastingstelsel eruitzien dat ‘groen’ is én ongelijkheid bestrijdt? Wat is er mis met onze publieke voorzieningen en wat voor marktmeesterschap vraagt dat van de overheid? Hoe ziet het verdienvermogen van Nederland er over twintig jaar uit? Het jongerenplatform van de SER heeft geadviseerd om op wetgeving een generatietoets te doen. Ik heb ze uitgedaagd dat ook met onze eigen adviezen te doen.’

Dubbelt dit niet met wat een instituut als de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid doet? Vergezichten schetsen over grote thema’s, waar vervolgens soms teleurstellend weinig mee gebeurt?
‘Wij kunnen met concrete voorstellen komen die een breed draagvlak hebben en die ook uitvoerbaar zijn. Er is geen gebrek aan rapporten en adviezen en beleid. Er is een ontzettende behoefte aan iets dóén, maar het loopt vast in de uitvoering. Daarom moet de SER zich er ook van vergewissen of bedrijven en uitvoerders de adviezen waar kunnen maken, anders is zo’n advies niks waard.’

De uitvoering loopt al jaren vast. U slaakte onlangs een noodkreet over de jeugdzorg, die sprekend lijkt op een noodkreet uit 2008. In de tussentijd is de hele jeugdzorg gereorganiseerd, maar niemand heeft blijkbaar gekeken of dat goed uitpakte.
‘Besturen in Nederland was heel lang: druk bezig zijn met beleid en met wenselijkheden. Te lang is er met dedain over de uitvoering gesproken. Dat is als een boemerang teruggekomen. Als de SER met voorstellen komt die grondig geanalyseerd zijn op uitvoerbaarheid, heb ik nog een extra argument waarom het kabinet er niet zomaar omheen kan.’

Maar dan staat er iemand een weg te blokkeren omdat hij zich in zijn belang aangetast voelt. Valt er wel een ‘algemeen belang’ te bepalen?
‘Neem de landbouwtransitie: die gaat natuurlijk niet alleen over koeien, stikstof en geld. Die gaat over gezinnen, families, regio’s, leefbaarheid, vitaal platteland en sociale cohesie. En over het economische perspectief voor Nederland. Ik vind het een taak van de SER om het grote plaatje in beeld te houden: hoe willen wij dat de economie zich ontwikkelt? Ja, het antwoord daarop is mede aan de politiek. Maar er is in dit land geen verbod op visie. Dus als de politiek die zelf onvoldoende ontwikkelt, dan ligt er een extra opdracht bij de polder om de handreiking te doen. Waarom zouden wij geen scenario’s kunnen neerleggen voor de richting waarin de economie zich moet ontwikkelen? En wat dat betekent voor ons belastingstelsel, voor ruimtelijke keuzen? Volgens mij is er helemaal niets mis mee als we dat zouden doen.’

Vervolgens moet de politiek die visie wel willen overnemen. En in het parlement leven tientallen tegengestelde opvattingen.
‘Het uitgangspunt moet zijn dat politiek en polder samen oplopen. Dit tijdsgewricht vraagt niet om nog meer polarisatie. Ik wil laten zien dat samenwerken en zoeken naar draagvlak loont. Mijn strategie is het voeren van een open dialoog. De Tweede Kamer moet zich nooit geconfronteerd zien met: teken maar bij het kruisje. En wij als polderpartijen moeten kunnen leveren. Ik heb de indruk dat sommigen de begrippen ‘polder’ en ‘akkoord’ gelijkstellen. Terwijl een akkoord – sociaal, landbouw, wat dan ook – slechts het begin is. De handtekening van alle sociale partners moet ook iets waard zijn, daarná. De politiek mag ons daarop aanspreken.’

Wat is ‘de politiek’? De oude ideologieën lopen op hun laatste benen. In de Kamer heeft elk deelbelang een vertegenwoordiger.
‘Ik denk dat de versplintering aan haar einde aan het komen is. We zien alom de kenmerken van de overgang van het ene type samenleving naar de andere. Vergelijkbaar met toen we van een boerensamenleving de industriële revolutie in rolden. Ook nu staan onze economische, ecologische, sociale en politieke systemen onder druk. De optelsom daarvan is dat al onze relaties aan het verschuiven zijn. Soms door communicatie en technologie, soms omdat we nieuwe economische activiteiten ontwikkelen. Daar hoort een nieuw maatschappij- en mensbeeld bij. Opnieuw zijn er groepen die zich niet vertegenwoordigd voelen. Om deze veranderingen het hoofd te bieden, en een deuk in een pakje boter te slaan, zullen politieke partijen elkaar opzoeken. Dat is eerder gebeurd. Partijen als CDA en PvdA zijn ontstaan uit grote maatschappelijke bewegingen die voortkwamen uit andere manieren van werken, nieuwe vormen van emancipatie en een nieuwe manier van kijken naar achtergestelde groepen.

‘Na de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten las ik een heel interessante column van David Brooks in de The New York Times waarin hij stelde dat de politieke fragmentatie nog wel even zal doorgaan, maar dat er uiteindelijk langs twee assen een bundeling van krachten zal plaatsvinden. De ene as loopt van ‘op de wereld georiënteerd’ tot ‘meer naar binnen gericht’. De andere as loopt van de new commons, nieuwe publieke belangen, naar de deelbelangen. In dat assenstelsel kun je politieke partijen plotten; dat levert verrassende clusters op. Ik heb geen opvatting over wie met wie, maar het telkens zoeken naar 1 of 2 zetels meerderheid is niet toekomstbestendig.’

Bron: Volkskrant Foto Kim PuttersBeeld Jiri Büller

Deel deze post:

Facebook
Twitter
LinkedIn